“Algoritme stelt depressie vast”. Profiling met social media

lost-927078_640

Afgelopen week werd ik benaderd met de vraag of ik het niet bijzonder vond dat door het toepassen van een algoritme op Instagram-foto’s het mogelijk zou zijn depressiviteit vast te stellen. Door een slimme koppeling met de behandelend (huis)arts zou je dan theoretisch een belletje over deze diagnose van de dokter kunnen krijgen nog voor je zelf het plan hebt om contact op te nemen. In eerste instantie moest ik heel hard lachen, omdat het aandoenlijk is om te zien hoe mensen zich in allerlei bochten wringen om de zogenaamde suprematie van de ICT bij het diagnosticeren van ziektes over het voetlicht te brengen. Bij nadere beschouwing komen vervelende en ingrijpende consequenties van dit soort technieken te voorschijn, onder andere  omdat er hiermee een vorm van “profiling” opdoemt in het zorglandschap. Het bericht over dit onderzoek trok veel aandacht, je kon wel zeggen, het werd gehypet, in de internationale en nationale media zonder dat men wat dieper lijkt te kijken en er over na lijkt te denken. Het signaal dat er van uit ging, namelijk dat zoiets mogelijk zou zijn leek het belangrijkst zonder überhaupt  naar negatieve kanten te kijken.

Facies melancholica

Technisch gezien is wat hier gebeurt niet eens zo verschrikkelijk spectaculair. Het is in de eerste plaats een vorm van digitale beoordeling van iets wat in de psychiatrie al lang bekend is. Het gaat daarbij namelijk om het gelaat met depressieve trekken: het zogenaamde facies melancholica.  In de tweede plaats wordt gebruik gemaakt van de vorm- en kleurkeuzes die een depressief persoon anders maakt dan iemand die daar geen last van heeft. Niet al te verrassende kenmerken.

Techniek

Instagram is een app voor smartphones waarmee foto’s van de eigenaar gedeeld kunnen worden met anderen. De foto’s kunnen voor publicatie ook op een aantal manieren bewerkt worden voor publicatie. Daarbij gaat het o.a. om de kleurkeuze. Door een algoritme te maken dat gelaatstrekken selecteert die veel voorkomen bij depressieve mensen met als aanvulling de kleurkeuze bij de fotobewerking claimen de auteurs bij 70 % van depressieve mensen deze diagnose correct te kunnen vaststellen met de gebruikte technieken. Dat zou nauwkeuriger zijn dan bestaande vragenlijsten of behandelaar-patiënt-gesprekken.

Plaatsbepaling

Wat heb je op individueel niveau nu aan zo’n soort app? De behandeling van psychisch lijden berust op een menselijke interactie tussen zieke en zorgaanbieder. Ik kan me niet voorstellen dat de individuele patiënt zijn of/haar Instagramfoto’s door het genoemde algoritme gaat halen alvorens de zorgaanbieder te bezoeken. Andersom denk ik niet dat een zorgaanbieder opeens toestemming gaat vragen aan hem/haar consulterende patiënten om Instagramfoto’s te mogen delen met het doel deze door het algoritme te halen en zo depressiviteit op te sporen. Het enige wat ik me kan voorstellen is dat bij twijfel over een onbegrepen toestandsbeeld het beoordelen van de Instagramfoto’s van iemand met diens goedkeuring op individuele basis richting kan geven aan verdere diagnostiek. Wat de auteurs van het wetenschappelijke stuk over de toepassingsmogelijkheden zeggen in de discussie geeft precies de richting aan die mij zeer ongewenst lijkt.

“Health care providers may be able to improve quality of care and better identify individuals in need of treatment based on the simple, lowcost methods outlined in this report. Given that mental health services are unavailable or underfunded in many countries), this computational approach, requiring only patients’ digital consent to share their social media histories, may open avenues to care which are currently difficult or impossible to provide.”

En even verder:

“Paired with a commensurate focus on upholding data privacy and ethical analytics, the present work may serve as a blueprint for effective mental health screening in an increasingly digitalized society”

 

Profiling

Wat men hier als toepassing ziet, is niet het onderzoek van patiënten richting doen geven bij onbegrepen klachten, maar het doen op grote schaal van iets wat de auteurs screening noemen. Voor een screeningsmethode is de nauwkeurigheid van de beschreven methodiek ten enenmale veel te laag. Het is echter een vorm van “profiling”, een op aanzienlijke schaal toekennen van een kenmerk aan een subpopulatie van de onderzochte populatie, in dit geval het toekennen van een psychiatrische diagnose. Als je maar toestemming geeft de op sociale media vastgelegde “voorgeschiedenis”( je foto’s) te delen dan kan deze “dienstverlening” gestart van start gaan. De nauwkeurigheid van de uitkomst van het algoritme gaat niet boven de 70%. Er zullen dus ten onrechte veel positieve uitslagen  en ten onrechte negatieve uitkomsten kunnen voorkomen. Door dit “profilen” heeft de burger opeens iets uit te leggen aan de zorgaanbieder/zorgorganisatie bij een afwijkende testuitslag als hij/zij zich helemaal niet depressief voelt. De omgekeerde wereld dus. Dat soort geneeskunde is niet waar we met zijn allen naar toe moeten willen. Bovendien weten we hoe het er aan toegaat als mensen om hun toestemming gevraagd wordt (medische) informatie te delen. Bij het Landelijk SchakelPunt(LSP) heeft de Vereniging van Zorgaanbieders voor Zorgcommunicatie(VZVZ) als verantwoordelijke voor het LSP ook prachtige protocollen over hoe op papier de toestemmingsvraag gesteld moet worden. In de praktijk blijkt die toestemmingsvraag vaak niet zo gesteld te worden, maar meer als een terloopse vraag of de huisartsenpost de gegevens van de eigen huisarts mag inzien. Het is niet te verwachten dat het bij andere globale inzage-vragen van data er anders aan toe zou gaan.

Privacy is bottleneck

De schrijvers Reece en Danforth stellen in bovenvermeld citaat wel heel simpel dat alleen maar een digitale toestemming om de data van de sociale media te delen nodig is. In de discussie bij het artikel blijkt wel echter zeer duidelijk dat het verkrijgen van die toestemming door de auteurs, terecht, nog niet zo eenvoudig was. Van de 509 individuen die men wilde beoordelen aan het begin van het onderzoek, weigerden er op voorhand 221(43%) ook al gaf men uitgebreide garanties over het gebruik, de opslag en de bewerking van de data. Uiteindelijk geeft de studie aan dat de data van 166 individuen gebruikt werden. Nog minder mensen dus. Ze hadden zelf dus wel degelijk last van argwaan en bezwaren van burgers, ondanks uitgebreide geruststellingen. Misschien dat men daarom misschien wel stelt dat het een middel is om toe te passen in samenlevingen met slecht beschikbare en onderbetaalde gezondheidszorg. Daar verwacht  men dan minder tegenstand te ervaren. Het zijn overigens dan wel nogal vreemde argumenten om een doel-populatie uit te zoeken.

W.J. Jongejan

1 antwoord

Trackbacks & Pingbacks

  1. […] Algoritme stelt depressie vast: profiling met social media […]

Reacties zijn gesloten.