Dwang/drang Coronamelder-app gebruiken alleen strafbaar als bewijsbaar door toezichthouder
Op maandagmiddag 31 augustus 2020 vond in de Tweede kamer een technische briefing plaats voor de leden van de vaste Kamercommissie voor VWS omtrent de CoronaMelder-app. Voor VWS zat de directeur informatiebeleid/Chief Information Officer Ron Roozendaal aan tafel. Mevrouw Laura Ghirlanda, wetgevingsjurist vergezelde hem. Uitgebreid kwamen technische aspecten aan bod evenals de verschillende reviews en commentaren die in het kader van de app aan VWS uitgebracht waren. In het wetsontwerp bij de app heeft de minister van VWS expliciet een artikel opgenomen over de strafbaarstelling bij dwang om de app te gebruiken. De regering acht het van groot belang dat het gebruik te allen tijde vrijwillig is. Mensen mogen nooit, direct dan wel indirect, door wie dan ook worden gedwongen tot het gebruik van CoronaMelder of van andere vergelijkbare digitale middelen. Dat het pas strafbaar als het bewijsbaar is, lijkt een open deur, maar heeft wel degelijk consequenties.
Wet voor CoronaMelder
In het wetsvoorstel dat voor de introductie van de CoronaMelder noodzakelijk is, staan een tweetal bepalingen die van belang zijn voor de handhaafbaarheid. In de eerste plaats gaat het om wijziging van de Wet publieke gezondheid(Wpg) waarin het verbod op het verplicht stellen van de app geregeld is. Dat is artikel 6d dat men toevoegt aan de Wpg. Daarin in lid 8 te staan:
“8. Het is verboden een ander te verplichten tot het gebruik van de notificatieapplicatie dan wel enig ander vergelijkbaar digitaal middel.”
Daarnaast bevat het wetsontwerp een bepaling die men toevoegt aan artikel 64 Wpg. In dat oude artikel staat dat het toezicht berust het Staatstoezicht op de volksgezondheid. Daaronder vallen de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd(IGJ) en de Nederlandse Voedsel- en Waren Autoriteit(NVWA). De toevoeging betreft het artikel 64 bis.
Artikel 64 bis
Dit artikel verruimt voor de coronabestrijding de toezichtmogelijkheden. Het belangrijkste is in dit kader artikel 64 bis lid 1:
- Met het toezicht op de naleving van artikel 6d, achtste lid, zijn voorts belast de bij besluit van Onze Minister aangewezen ambtenaren. Indien de aanwijzing ambtenaren betreft, ressorterende onder een ander ministerie dan dat van Onze Minister, wordt het besluit genomen in overeenstemming met Onze Minister die het mede aangaat.
Per ministerieel besluit kan de bewindsman van VWS bepalen welke toezichthouders verder ingeschakeld worden. Daarbij gaat het ook om toezichthouders van andere ministeries. Daarbij denkt de minister ook aan het toewijzen van het toezicht aan Bijzondere OpsporingsAmbtenaren(BOA’s) Dat staat in de Memorie van Toelichting bij het wetsontwerp.
Sancties
Als sancties heeft het wetsontwerp aan artikel 67 van de Wpg een artikel 67a toegevoegd.
Daarin staat:
Artikel 67a 1. Met een hechtenis van ten hoogste zes maanden of een geldboete van de derde categorie wordt gestraft degene die handelt in strijd met artikel 6d, achtste lid. 2. Het in het eerste lid strafbaar gestelde feit is een overtreding.
De zes maanden hechtenis zijn direct duidelijk. Een geldboete van de derde categorie houdt een bedrag van 8700 euro in. Het is echter maar zeer de vraag of er na de recente uitglijder van minister Grapperhaus van Justitie en Veiligheid er veel BOA’s geneigd zullen zijn overtreders te verbaliseren. Dat in de wetenschap dat die zes maanden het gevang in kunnen gaan of een boete van maximaal 8700 euro kunnen krijgen.
Subtiele vraag Kees van der Staaij
Tijdens de briefing maakte het Kamerlid Kees van der Staaij(SGP) subtiel de opmerking dat naast dwang om de app te gebruiken, bijv. door een werkgever of in de horeca, drang ook mogelijk is. Daarbij gaf hij het voorbeeld van een sollicitant die bij een kennismakingsgesprek de opmerking zou kunnen krijgen dat de werkgever de gedachte uitspreekt dat het gebruik van de CoronaMelder-app bij het werk hoort. Met impliciet de gedachte dat geen app installeren niet leidt tot het krijgen van een baan. Het antwoord van de juriste Ghirlanda was tweeledig. Als eerste noemde zij dat misbruikbepalingen vooral een afschrikwekkende functie hebben. In de tweede plaats zei ze dat bij het vaststelling van een overtreding er wel bewijs moet zijn van dwang om de app te gebruiken. Ze noemde het niet expliciet, maar daarbij doelt ze wel op audiovisueel of schriftelijk bewijs.
Alles draait om de bewijsbaarheid
Drang in de vorm van mondelinge mededelingen met daaraan gekoppeld afhankelijkheid van de persoon/bedrijf/instelling die de app geïnstalleerd wil zien is zeer slecht bewijsbaar. Als iemand het gebruik van de app op subtiele wijze met drang afdwingt zal er nooit een boete of gevangenisstraf voor uitgedeeld gaan worden. Daarnaast speelt dat veel toezichthouders / toezichthoudende instanties in het recente verleden afgeknepen zijn door de overheid zelve. Men heeft daarom nauwelijks voldoende capaciteit voor de normale controletaken, laat staan dat ze het toezicht op de CoronaMelder adequaat kunnen uitvoeren.
Door de beantwoording van de vraag van Kees van der Staaij is het wel duidelijk dat de sanctiebepalingen vooral een papieren waarde hebben. De vraag is of er ooit iemand voor veroordeeld wordt.
W.J Jongejan, 1 september 2020
Afbeelding van Gerd Altmann via Pixabay
Recente reacties