Berichten

Big Data, WRR, kabinet, onschuldpresumptie en de zorg

WRR

In april 2016 presenteerde de Wetenschappelijk Raard voor het Regeringsbeleid(WRR) een interessant rapport, genaamd “Big Data in een vrije en veilige samenleving” . Het 172 pagina’s tellende rapport kent ook een zeer leesbare samenvatting van 14 pagina’s.  De WRR constateert terecht dat Big Data-analyse naast kansen ook forse risico’s kent. Eén van de grootste zorgen is de inmenging in de persoonlijke levenssfeer. Het kabinetsantwoord volgde op 11 november 2016, waarin eerst de conclusies van de WRR beaamd worden, maar in de loop van het stuk steeds meer slagen om de arm genomen worden en ontkrachtende opmerkingen worden gemaakt over diezelfde standpunten met name als het gaat om transparantie. Eén van de zaken waarover de WRR en het kabinet fors van mening verschillen is de onschuldpresumptie (Latijn: praesumptio innocentiae). Dat  is een grondbeginsel van het strafrecht, dat bepaalt dat een ieder voor onschuldig dient te worden gehouden tot het tegendeel is bewezen. De onschuldpresumptie wordt ook uitdrukkelijk vermeld in artikel 6, lid 2 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens: Het begrip “onschuldpresumtie “ is ook vertaalbaar naar de zorg. Op dat onderwerp ga ik hieronder verder in.

Lees meer

Handel erectiepillen in strijd met Wet bescherming persoonsgegevens

Op het internet is een website, www.dokterjaap.nl  actief die met een gekunstelde constructie erectie-pillen verkoopt met ondersteuning van één van de producenten van dit soort pillen, namelijk de farmaceutische firma Eli Lilly. Ik berichtte hierover op 29 december 2016. Het bedrijf achter de website, Pharma Ventures b.v., handelt daarbij in strijd met de Wet bescherming persoonsgegevens. Het laat klanten bij het bestellen (en betalen) van de pillen op haar website een uitgebreide lijst met medische vragen over erectieproblemen invullen. Deze lijst presenteert men daarna  in een email aan de eigen huisarts van de patiënt. De huisarts wordt via de nogal dwingende email gevraagd een eHealth-consult met de  patiënt aan te gaan. Centraal daarin staat het verzoek om een specifiek door de patiënt op de website aangegeven erectiemiddel in een aangegeven hoeveelheid voor te schrijven. Via een vaste apotheek in Velsen-Noord laat Pharma Ventures de pillen bij de patiënt afleveren. Het werken met een vragenlijst met 21 medische vragen over erectiele dysfunctie  op de website Dokter Jaap is een ernstige overtreding van de Wet bescherming persoonsgegevens(Wbp).

Lees meer

Autoriteit Persoonsgegevens vergaloppeert zich door ontkenning afhankelijkheidsrelatie

Op 19 december 2016 publiceerde de Autoriteit Persoonsgegevens(AP) de Beleidsregels Machtigingsvereiste. Op 16 december verschenen deze regels in de Staatscourant. De AP heeft in afstemming met de Nederlandse Zorgautoriteit (Nza) beleidsregels opgesteld waarin wordt vastgesteld dat zorgverzekeraars in beginsel medisch gegevens, zijnde bijzondere persoonsgegevens, mogen verwerken voor het zogenoemde machtingsvereiste. Dit houdt in dat een verzekerde in bepaalde gevallen vooraf toestemming van de zorgverzekeraar moet hebben voor de vergoeding van bepaalde behandelingen, geneesmiddelen, hulpmiddelen of zorgaanbieders EN medische gegevens dient te verschaffen om die toestemming te verkrijgen . Bij het vaststellen van de beleidsregels is er eigenlijk automatisch vanuit gegaan dat zorgverzekeraars recht hebben op het opvragen van medische gegevens in deze gevallen. De afgelopen jaren bleek eén ander niet correct geregeld te zijn in de Zorgverzekeringswet(Zvw) die in 2006 in werking trad. In die wet wordt de machtingsvereiste wel genoemd maar niet goed uitgewerkt. Het gemak waarmee de AP, in afstemming met de NZa, de zorgverzekeraars nu faciliteert bij het mogen opvragen van medische gegevens voorafgaand aan een behandeling is weer een aantasting van de rechten van de patiënt. De vrijwilligheid van het verstrekken van de gegevens is volledig illusoir omdat de patiënt zich in een volledige afhankelijkheidsrelatie met de zorgverzekeraar bevindt.

Lees meer

Vraagteken bij verschonen van rechter in Vrijbit-rechtszaken

Op 5 december 2016 berichtte ik op deze website  over de plotselinge verschoning op 1 december van één rechters bij twee zittingen van de Rechtbank Midden-Nederland op 2 december. Beide rechtszaken waren door de burgerrechtenvereniging Vrijbit aangespannen tegen de Autoriteit Persoonsgegevens (AP).  Het is thans duidelijk waarom de betreffende rechter mevr. R.J Praamstra het verzoek om verschoning indiende. Door de publicatie van de uitspraak (6 december 2016) van de meervoudige kamer voor de behandeling van verschoningszaken van de rechtbank Midden-Nederland is dit op 12 december 2016 openbaar geworden. Mijn vermoeden dat het samenhing met een eerdere rechtszaak die rechter Praamstra in 2016 behandelde, Zaak UTR 15/4669-T , en ook als tegenpartij de Autoriteit Persoonsgegevens had, bleek dus niet exact te kloppen.

Zaken

De eerste juridische procedure betrof het beroep tegen de Beslissing op Bezwaar van de AP om niet handhavend op te willen treden tegen de onrechtmatige verzameling, verwerking en doorlevering van medische diagnose- en behandelgegevens (DBC’s) in het DIS, die reeds plaatsvindt vanaf 2006. De tweede zaak ging over de Gedragscode Zorgverzekeraars. De goedkeuring van die gedragscode door het College Bescherming Persoonsgegevens(rechtsvoorganger van de Autoriteit Persoonsgegevens) is in de uitspraak van de rechtbank Amsterdam op 13-11-2013 vernietigd. Tot op heden is er geen aan het oordeel van de rechter aangepaste gedragscode ter goedkeuring voorgelegd aan de AP en worden sinds jaar en dag medische gegevens van burgers dus onrechtmatig verwerkt.

Reden

De verschoningsgrond die de rechter aanvoerde op 1 december in haar verschoningsverzoek,  was:

“Tijdens de voorbereiding van bovengenoemde zaken, kwam verzoekster tot de ontdekking dat de zaken kort gezegd betreffen de besluiten tot afwijzing van de verzoeken om handhavend op te treden tegen de verwerking van medische persoonsgegevens door zorgverzekeraars en de verwerking van medische persoonsgegevens in de databank DIS. Omdat het bedrijf van haar partner zich bezighoudt met de verwerking van medische persoonsgegevens in die zin, zal de rechterlijke onpartijdigheid schade kunnen lijden. “

De verschoningskamer besloot daarom op 6 december 2016:

Uit het verzoek van mr. Praamstra blijkt dat er sprake is van een zodanige omstandigheid dat zij zich niet meer voldoende vrij voelt om in onderhavige zaak te beslissen. De verschoningskamer ziet hierin, in aanmerking genomen de motivering van het verzoek, een genoegzame grond voor verschoning gelegen. Het verzoek zal derhalve gegrond worden verklaard.”

Raar

Eén van de zaken, UTR 16/3326 WBP V97, zou op 30 september j.l. al gediend hebben maar werd juist uitgesteld tot 2 december. De reden was dat de Autoriteit Persoonsgegevens, die eerder, in juli,  uitstel had gevraagd om stukken te kunnen uitzoeken en aan te leveren, toch deze binnen de gestelde termijn niet aanleverde. Deze zaak kwam dus geenszins uit de lucht vallen. Aangezien rechters een zaak altijd voorbereiden en zich inlezen in de materie en rechter Praamstra in haar verzoek tot verschoning zelf die voorbereiding ook noemt, komt het nogal raar over dat het verzoek tot verschoning daags voor de zitting op 2 december plaatsvond. Het is niet goed voor te stellen dat een rechter die wijst op de aard van de werkzaamheden van haar partner zich niet eerder gerealiseerd heeft dat zij van partijdigheid beticht zou kunnen worden ter zitting. Dit late inzicht is te betreuren.

Jammer

Gevolg van één en ander is nu dat er weer uitstel van behandeling plaatsvindt. Naar mijn weten is er nog geen nieuwe datum bepaald voor een zitting. Jammer is het dat het nog langer duurt voor een zelfstandig bestuursorgaan als de Autoriteit Persoonsgegevens zich verantwoordt over haar niet-handelen.

W.J. Jongejan

Met dank aan Steijn Hoogendoorn van http://compagniediventura.nl/ voor het melden van de uitspraak.

Verschoning rechter verklaard in zaken over beroepsgeheim en privacy

mini_justice-40668_640

Het raadsel rond de plotse verschoning op 1 december 2016 van de rechter mevr. R.J. Praamstra in de zaken die op 2 december  zouden dienen bij de rechtbank Midden Nederland lijkt opgelost. Het betrof  de zaken met kenmerken UTR 16/3326 en UTR 16/4199. In beide zaken draait het in de kern om de aantasting van het medisch beroepsgeheim en het fundamentele recht van patiënten op bescherming van hun privéleven. Deze zaken hebben zeer duidelijke raakvlakken met het wetsontwerp 33980 dat thans in de Eerste Kamer behandeld wordt.   Deze verschoning, die andermaal tot vertraging leidt, kwam volledig uit de lucht vallen en prikkelde mijn nieuwsgierigheid. Door eigen research is het duidelijk dat in een andere zaak met de Autoriteit Persoonsgegevens(AP) als verweerder voor een meervoudige kamer van deze rechtbank met deze rechter als voorzitter zeer toeschietelijk was ten aanzien van de AP. Het betreft een zaak waarover op 1 augustus een tussenvonnis werd uitgesproken en die op 11 oktober gepubliceerd is, maar waarin nog niet definitief vonnis gewezen is. Het gaat om zaak UTR 15/4669-T op het rechtsgebied van het bestuursrecht. In deze zaak werd een “bestuurlijke lus” toegepast.  Daarbij krijgt een bestuursorgaan tijdens een rechtszaak de gelegenheid om een bestreden besluit te wijzigen om gebreken daarin te herstellen. De opzet van de wetgever is dat het de efficiënte en snelle afdoening van geschillen ten goede komt. Het is een mogelijkheid die sinds 1 januari 2010 in de Algemene wet bestuursrecht is opgenomen.

Lees meer