Het belang van het niet mogen omdraaien van de bewijslast
Op 18 januari 2024 verscheen op diverse media het bericht dat de gemeente Apeldoorn in het ongelijk was gesteld door de Centrale Raad van Beroep. Het betrof een zaak waarbij die gemeente Apeldoorn bij een vrouw die een bijstandsuitkering had in het kader van de participatiewet. Die vrouw gaf naar het oordeel van de gemeente te weinig geld uit aan haar levensonderhoud. Dat kwam naar boven toen een ambtenaar daar een onderzoek naar instelde. De uitkering werd stopgezet, de vrouw kreeg een boete van 1230 euro en moest ook € 9.715,67 aan uitkering terug betalen. De vrouw ging naar de rechtbank. Die gaf de gemeente gelijk. Daarop ging de vrouw naar de Centrale Raad van Beroep. Die behandelt in hoger beroep geschillen op het terrein van sociale uitkeringen, sociale voorzieningen en ambtenarenzaken. De Centrale Raad van Beroep nam een zeer principieel en in mijn ogen belangwekkend besluit.
Uitgavenpatroon
Bij de gemeente vond men dat de vrouw op basis van cijfers van het Nibud zeker 200 euro per maand zou moeten uitgeven aan levensonderhoud. Uit bankafschriften bleek dat de vrouw 50 euro per maand uitgaf en soms helemaal niets,. De gemeente vroeg haar om bewijzen. Ze legde haar de boete op vanwege het schenden van de inlichtingenverplichting. De vrouw had de gemeente al uitgelegd dat ze zo weinig uitgaf omdat ze af en toe bij haar buurman at, eten invroor en soms geld van vriendinnen leende. Zij had tijdens deze gesprekken verklaard dat zij minder uitgaven voor haar levensonderhoud heeft gedaan dan het bedrag waarvan het Nibud uitgaat, omdat zij een inkomen op bijstandsniveau heeft en de prioriteit legde bij het afbetalen van schulden en werd bijgestaan door derden. Hiermee heeft ze een verklaring gegeven die niet op voorhand onaannemelijk of onwaarschijnlijk is.
Rechtbank
Voordat de zaak bij het Centrale Raad van Beroep kwam lag de zaak eerst voor bij de rechtbank. Die gaf de gemeente Apeldoorn gelijk maar verlaagde wel de aan de vrouw opgelegde boete naar 645,26 euro.
Centrale Raad van Beroep(1)
De Raad zegt
“4.3.1 Het besluit tot intrekking van bijstand is een voor de betrokkene belastend besluit. Daarom rust de bewijslast om aannemelijk te maken dat aan de voorwaarden voor intrekking is voldaan in beginsel op het college. Dit betekent dat het college de nodige kennis over de relevante feiten moet verzamelen. Het ligt daarom op de weg van het college om aannemelijk te maken dat appellante de ingevolge artikel 17, eerste lid, van de PW op haar rustende inlichtingenverplichting niet of niet naar behoren is nagekomen door geen, onvolledige of onjuiste mededeling te doen van feiten of omstandigheden die van invloed zijn of kunnen zijn op het recht op bijstand.”
Centrale Raad van Beroep(2)
De Raad vervolgt:
“4.3.3 Appellante heeft de vragen beantwoord en de gevraagde stukken overgelegd. Voor zover het college(WJ: van B&W Apeldoorn) de verklaring van appellante onvoldoende vindt, had het college appellante om een nadere toelichting of onderbouwing kunnen vragen of anderszins zelf nader onderzoek kunnen verrichten naar de financiële situatie van appellante. Het college heeft dit echter niet gedaan. Het college heeft daarentegen geconcludeerd dat appellante de inlichtingenverplichting heeft geschonden door niet duidelijk te maken hoe zij in haar levensonderhoud heeft voorzien. Daarmee heeft het college echter niet voldaan aan de op hem rustende en in 4.3.1 omschreven bewijslast.
Omkering van bewijslast niet toegestaan
Wat hier staat betekent dat de gemeente Apeldoorn nooit en te nimmer in deze kwestie de bewijslast had mogen omdraaien. Het is altijd goed te bedenken in rechtszaken op welke partij de bewijslast ligt. Wie iets stelt dient dat te bewijzen. Die bewijslast mag ook niet omgedraaid worden. Deze uitspraak is ook indirect een flinke tik op de vingers op de rechter(s) die de zaak in eerste aanleg bij de rechtbank behandelde. In feite had die ook direct moeten zien dat de gemeente de bewijslast omdraaide en bij de vrouw legde.
Groter belang
De reden dat ik dit over deze materie nu iets schrijf is gelegen in het door de overheid bezigen van profilering op diverse terreinen. Daarbij worden binnen profielen burgers aangewezen die mogelijk zouden frauderen, of anderszins onder de aandacht van de overheid komen. Wat na het profileren gebeurt is dat de burger die in zo’n profiel zit benaderd wordt met indringende vragen. De burger moet dan gaan uitleggen waarom hij/zij niet iets mis deed. Dat zijn situaties waarin op grote schaal omkering van de bewijslast plaats vindt.
Mevrouw Palmen
In de besproken zaak bij de Centrale Raad van beroep staan de rechters van dienst uiteraard vermeld. Eén van de drie rechters was mevr. S.T.P.H. Palmen-Schlangen. Zij is degene die toen zij bij de belastingdienst werkte als juriste het inmiddels beroemde memo Palmen opstelde. Daarin gaf zij in 2017 al aan dat de belastingdienst met het hardvochtige beleid ten aanzien van de toeslagenouders volkomen verkeerd bezig was. Inmiddels weten we dat dat memo kunstig weg gefoezeld is door de belastingdienst en het verantwoordelijke ministerie. Ook in de onderhavig zaak geeft mevrouw Palmen-Schlangen blijk van een verstandig oordeel.
W.J. Jongejan, 22 januari 2024
Afbeelding van OpenClipart-Vectors via Pixabay
Recente reacties