Verkenning zorgclustermodel GGZ laat andermaal afhankelijkheid van ROM-data zien

psychiatrie

Op 6 februari 2018 bood staatssecretaris Blokhuis (VWS) de Tweede Kamer het rapport “Verkenning aansluiting Zorgclustermodel GGZ op huidige verzekerde aanspraken Zvw (deel1)” aan van Zorginstituut Nederland. Het ministerie van VWS ontving deze brief overigens al op 21 december 2017. Deze verkenning gaat over het beoogde nieuwe bekostigingsmodel voor de geneeskundige geestelijke gezondheidszorg(GGZ), het zogenaamde Engelse zorgclustermodel. Ik publiceerde er al eerder over. De verkenning laat een aantal zaken zien de moeite zijn om hier aan te stippen. In de eerste plaats blijkt men als de dood te zijn dat het nieuwe systeem teveel instroom van te lichte problematiek geeft, in de tweede plaats blijkt men zwaar, zo niet zeer zwaar te blijven leunen op ROM-gegevens(zie hiervoor dit artikel). In de derde plaats wil men aan degenen die in het nieuwe bekostigingsmodel de diagnostiek voor de invulling van de clusters zorgt, aparte eisen te stellen.

Instroom

Op meerdere plekken in het stuk van 167 pagina’s lange stuk komt naar voren dat men tegen elke prijs wil voorkomen dat simpele pathologie doorstroomt naar de geneeskundige GGZ terwijl die evengoed in huisartspraktijken behandeld zouden kunnen worden. Het kan leiden tot verdringing wanneer de schaarse beschikbare middelen c.q. de capaciteit worden ingezet voor lichte zorgvragen die in de huisartsenpraktijk kunnen worden behandeld of voor zorgvragen die voor eigen rekening kunnen komen. Het instrument dat onder andere gebruikt wordt om mensen in een zorgcluster in willen indelen is de HONOS+ vragenlijst. HONOS staat voor Health Of the Nation Outcome Scales. Deze vragenlijst die een behandelaar over zijn/haar patiënt invult blijkt op één punt(vraag 8) naar het oordeel van het Zorginstituut Nederland absoluut ongeschikt te zijn voor het gebruik bij het nieuwe bekostigingsmodel omdat daarbij gevraagd wordt naar “Overige psychische en gedragsproblemen” (lichtere problematiek dus), terwijl men in de nieuw te maken zorgclusters alleen mensen met psychische en gedragsstoornissen geïncludeerd wil zien. Het verontrustende is dat de HONOS+ lijsten binnen het nieuwe zorgclustermodel eigenlijk totaal ongeschikt zijn om toegepast te worden.

HONOS+

In een publicatie(nummer 6 van Bêta-Prikkel) van Theo Broekman en Gerard Schippers in maart 2017 stellen dezen dat de één van de oorzaken van een gering verband tussen HoNOS-scores en zorgconsumptie natuurlijk is, dat de HONOS een instrument is om verschillende aspecten van ernst van psychopathologie en niet om zorgbehoeften / zorgconsumptie vast te leggen. Eigenlijk zie je hier hetzelfde als bij het ROM-gebeuren, namelijk dat een instrument dat voor iets heel anders bedoeld is gebruikt wordt voor een ongeschikte toepassing. Het ongeschikte instrument blijkt dan bovendien ook niet te passen in de foute nieuwe toepassing.

ROM-data

Het gebruik van door ROM-vragenlijsten voor andere doeleinden dan het op individueel niveau bijsturen van de therapie c.q. therapeutische relatie tussen patiënt en behandelaar staat sinds begin 2017 erg in de aandacht. In het rapport van het Zorginstituut wordt aan die onrust ook aandacht besteed om vervolgens vol gas te geven om deze data te gebruiken voor een doel waarvoor die niet geschikt zijn, namelijk het dienstig zijn aan de betaling van de zorgconsumptie. Bij dit alles moet men bedenken dat tot heden veelal de patiënt niet om toestemming gevraagd werd als ROM-data doorgestuurd weren naar buiten de instelling. Bovendien is het zelfs zo dat men op instigatie van GGZ Nederland, de brancheorganisatie van de grote werkgevers in de GGZ, het doorsturen van de ROM-data denkt te kunnen doen op basis van de zeer omstreden toepassing van een zogenaamde “veronderstelde toestemming”.

Extra eisen

Behandelaars als psychologen en psychiaters zijn zorgprofessionals die een niet geringe opleiding hebben genoten en uitstekend in staat zijn op basis daarvan te kunnen beoordelen in welke toestand de patiënt zich bevindt en een diagnose te kunnen stellen. Nu wordt voor het in bedwang houden van de financiën van een nieuw bekostigingsmodel weer een nieuw soort eis op tafel gelegd, namelijk dat de behandelaar die de regie voert over de therapie van de patiënt aan speciale eisen onderhevig dient te zijn. Welke dat zijn wordt niet gespecificeerd, maar je ziet hier toch weer extra bestuurlijke dwang binnen een proces waar de behandelaar als professional mans genoeg voor is. Met als voornaamste doel de bekostiging in de hand te houden.

Omhaal van woorden

Het te introduceren zorgclustermodel wordt ook wel het Engelse bekostigingsmodel genoemd. Met veel omhaal van woorden legt het Zorginstituut hoe de situatie in het Verenigd Koninkrijk ten aanzien van het bekostigingsmodel is. De vele woorden in hoofdstuk 3.4 kunnen echter niet verhullen dat het zorgclustermodel aldaar momenteel niet actief gebruikt wordt. Men spreekt over eerste stappen die gemaakt worden, maar niet over een actueel gebruik.

Het rapport roept meer vragen op dan het antwoorden geeft, maar laat zien dat men koste wat kost door wil gaan met een model waarvan de bouwstenen slecht zijn. Men zoekt met dit nieuwe model naar een soort heilige graal die “voorspelling van de zorgconsumptie” heet, maar die men nooit zal vinden.

W.J. Jongejan