Zwaar weer voor NZa met zorgprestatiemodel

weerDe website van de Adviescommissie Zorgvraagtypering van de Nederlandse Zorgautoriteit(NZa) verschaft nogal eens nuttige informatie over de voortgang van de zorgvraagtypering. Dat wil de NZa gaan gebruiken in het kader van een nieuw bekostigingsmodel voor de GGZ, het zorgprestatiemodel. Het loopt allemaal niet zo lekker met de ontwikkeling van de zorgvraagtypering. Voor het “ijken” van het algoritme, dat de NZa daarvoor maakte, verzamelde de NZA in 2023 de antwoorden op de zeer privacy-gevoelige HONOS+- vragenlijsten van 800.000 GGZ-cliënten. De actiegroep Vertrouwen in de GGZ heeft in dat kader tegen de NZa een bodemprocedure lopen. Het meest recente verslag van de adviescommissie(videovergadering d.d.19april 2024) verscheen weer op de genoemde website met een publicatiedatum van 23 juli 2024. Daarin wordt zeer pijnlijk duidelijk dat nog steeds moet blijken of de zorgvraagtypering eigenlijk wel bruikbaar is. En dat voor een project dat al vanaf 2014 loopt.

Critici

Voor tegenstanders van de privacy- en beroepsheim- doorbrekende dataverzameling is het al lange tijd duidelijk dat de zorgvraagtypering nooit gaat opleveren wat de NZa ervan verwacht. Met zekerheid zal het geen adequaat voorspellende waarde hebben voor de zorguitgaven in de GGZ. Langzaamaan sijpelt via de notulen van de Adviescommissie Zorgvraagtypering naar buiten door dat het allemaal niet zo vlot.  Ook maakte, uit onverwachte hoek, Zorgverzekeraars Nederland in april jl. bekend dat ze de zorgvraagtypering nog lang geen beproefd alternatief vonden. Medio mei schreef ik dat in het verslag van de Adviescommissie stond dat één van de veldpartijen hardop stelde dat:De hoofdvraag is, of het huidige instrument voor zorgvraagtypering geschikt is als middel voor de doelen die partijen hebben gesteld. Om die vraag te beantwoorden, moeten we weten of aan minimale datakwaliteit wordt voldoen.” 

De Rijksuniversiteit Groningen moest trouwens ook nog de validiteit van de methode testen.

Bruikbaar(1)?

Het verslag van de Adviescommissie-vergadering van 19 april 2024 bevat de volgende passages:

 “De aanwezigen bespreken de handreiking die de werkgroep Contractering heeft opgesteld. NIP meent dat het te vroeg is om de handreiking te verspreiden. Eerst moet duidelijk zijn of de kwaliteit van de data toereikend is, pas dan kan er een gesprek over worden gevoerd.”….

 “MEERggz geeft aan dat was afgesproken de handreiking te ontwikkelen zodat deze klaar zou zijn voor het moment waarop er een besluit is over de bruikbaarheid van zorgvraagtypering.”….

 “De voorzitter concludeert dat de aanwezigen de inhoud van het document onderschrijven en dat er voorbehouden zijn als het gaat om de bruikbaarheid van zorgvraagtypering. Hij stelt voor de regio’s die willen oefenen, wel de ruimte te geven. MEERggz heeft daartegen bezwaar. Er stond al een procesafspraak om de uitkomsten van de werkgroep aan te houden tot het besluit over bruikbaarheid van de zorgvraagtypering”. ….

Bruikbaar(2)?

“NIP en NVZ/NFU vinden dat publicatie een verkeerd signaal zou afgeven over de bruikbaarheid van zorgvraagtypering.“….

 “NVvP vindt de onderzoeksopzet goed met twee kanttekeningen: geschreven vignetten zijn meer sturend en daardoor minder onderscheidend. En het onderzoek is niet het antwoord op de vraag die we stellen, over de bruikbaarheid van de ZVT.”…

Pressie

Op twee punten in het verslag lees je dat er pressie uitgeoefend wordt. In de eerste plaats gaat het om een handreiking van de werkgroep Contractering aan het werkveld. Die zou de voorzitter graag al gepubliceerd zien. Je ziet in het verslag heel duidelijk dat de beroepsverenigingen van GGZ-behandelaren daar flink tegengas tegen geven. MeerGGZ moest de voorzitter eraan herinneren dat er al een procesafspraak stond om de uitkomsten van de werkgroep aan te houden tot het besluit over de bruikbaarheid van de zorgvraagtypering.

Onderzoek interbeoordelaarsbetrouwbaarheid  

Eerder noemde ik al dat professor Casper Albers(Rijksuniversiteit Groningen) onderzoek doet of eenzelfde cliënt niet verschillende beoordelingen geeft in de zorgvraagtypering. Dat blijkt te gaan verlopen met zogenaamde “vignetten”. Dat zijn casus(be-)omschrijvingen die aan meerdere behandelaars ter beoordeling gegeven worden om te zien of er verschil in d zorgvraagtypering uitrolt. Men gaat uit van 30 van die vignetten. Het blijkt dat de vertegenwoordigers van de beroepsverenigingen van GGZ-behandelaren daar moeite mee hebben en een andere onderzoeksopzet verwacht hadden. Het Nederlands Instituut van Psychologen stelt dat het gebruik van vignetten een abstractie zijn van de praktijk en vraagt zich hardop af wat het onderzoek gaat opleveren.

NVvP

De Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie zegt het nog scherper:

NVvP vindt de onderzoeksopzet goed met twee kanttekeningen: geschreven vignetten zijn meer sturend en daardoor minder onderscheidend. En het onderzoek is niet het antwoord op de vraag die we stellen, over de bruikbaarheid van de ZVT. Het eerdere onderzoek betrof verder niet de HONOS+”.

Maar ondanks het gesputter blijken de beroepsverenigingen  toch akkoord te gaan met de onderzoeksopzet met enkele aanpassingen in de variabelen.

Zwaar weer

Het verslag geeft een beeld van de huidige status van de zorgvraagtypering, het belangrijkste onderdeel van het zorgprestatiemodel. Het is na 10 jaar geduw en getrek nog steeds niet duidelijk voor de Adviescommissie en de NZa of de zorgvraagtypering eigenlijk wel bruikbaar is. Aan het gesputter van de beroepsverenigingen merk je duidelijk dat ze ernstige twijfel hebben over iets waaraan ze zich jaren terug committeerden.

W.J. Jongejan. 9 augustus 2024

Afbeelding van Port Sundries via Pixabay