De lange tanden van de Eerste Kamer en LSP-toestemmings-semantiek

crocodile-960189_640

Eerder liet ik op deze website al weten dat de Eerste Kamer grote moeite heeft met de behandeling van het wetsontwerp 33509, dat een wettelijke basis zou moeten gaan geven aan de elektronische medische datacommunicatie. Het wetsontwerp gaat in theorie over elke vorm van dit onderdeel van datacommunicatie, maar is de facto volledig toegeschreven richting het gebruik van het Landelijk SchakelPunt(LSP). Op de website van de Eerste Kamer is te zien dat de vaste commissie voor VWS, voor men verder gaat met de behandeling, weer een nieuwe, beperkte hoorzitting organiseert met deskundigen over de uitleg die de minister van VWS in recente brieven over de implementatie van het toestemmingsprincipe van de patiënt geeft. Hierbij doel ik op de nadere memorie van antwoord van 22 december 2015 en die van 8 maart 2016 waarin ze aan de voorzitter van de Eerste kamer een antwoord stuurt op een brief van de organisatie Privacy First. Deze organisatie stuurde op 18 januari j.l. aan de vaste commissie voor VWS van de senaat een brief over het standpunt dat de minister in haar memorie van antwoord inneemt en dat terecht veel commotie veroorzaakte.

Voorstel minister

Door het amendement van Hanke Bruins Slot is het volgens het wetsvoorstel 33509 alleen mogelijk de zogenaamde gespecificeerde toestemming van de patiënt over het elektronisch communiceren van zijn medische gegevens te gebruiken. De patiënt geeft volgens dit principe toestemming om zijn/haar gegevens te delen(generieke toestemming) en kan daarbij aangeven met welke categorieën van zorgaanbieders die gegevens niet gedeeld mogen worden(gespecificeerd dus). Omdat de Eerste Kamer vrijwel unaniem grote moeite heeft met de enorme gevolgen voor de werkdruk bij de zorgaanbieders, die deze toestemmingsgegevens moeten vastleggen, kwam de minister in haar memorie van antwoord met een wel heel bijzondere oplossingsrichting. Ze stelt voor de nadere specificatie voor een jaar of drie niet vast te leggen en na die periode alsnog te registreren. Daarmee wordt dan gedurende drie jaar een generiek toestemmingsmodel toegestaan, wat de Tweede kamer, bij de motie van Bruins Slot nu net niet wil. Het is terecht dat er daardoor onrust is ontstaan bij privacy bewakende organisaties en andere verontruste burgers. De Eerste Kamerleden zijn blijkbaar ook verontrust gezien de ingelaste hoorzitting

Wonderlijke uitleg minister

In de brief van Privacy First vroeg deze organisatie ófwel alle omstreden toestemmingsgerelateerde artikelen (te weten 15a-c) uit het wetsvoorstel te schrappen, zodat terug kan worden gevallen op de duidelijke, en door uitgebreide jurisprudentie helder omschreven voorwaarde van (uitdrukkelijke) geïnformeerde toestemming uit de Wbp, óf dat de behandeling van het voorstel als geheel uitgesteld wordt totdat helder is wat de effecten en consequenties van gespecificeerde toestemming precies zijn.

De minister komt in haar antwoord op deze brief met de volgende zeer bijzondere redenatie:

Zolang de bepalingen rond gespecificeerde toestemming niet in werking treden, geldt dat elektronische gegevensuitwisseling moet voldoen aan de WGBO en Wbp. Dat betekent dat voorafgaand aan elektronische uitwisseling via een elektronisch uitwisselingssysteem uitdrukkelijk toestemming nodig is, ook nu al. Bij uitdrukkelijke toestemming op grond van de Wbp geeft de cliënt toestemming op grond van specifieke informatie. Het moet duidelijk zijn welke verwerking, van welke gegevens, voor welk doel zal plaatsvinden. Op basis van die specifieke informatie geeft de cliënt uitdrukkelijke toestemming door de toestemmingsvraag met een eenvoudig ( ‘generiek’) “ja” of “nee” te beantwoorden.  

Met het amendement Bruins Slot (33509, nr. 13) wordt het geven van uitdrukkelijke of specifieke toestemming op basis van de Wbp verder aangescherpt. Na inwerkingtreding van gespecificeerde toestemming krijgt de cliënt aanvullend op hetgeen rond uitdrukkelijke toestemming (Wbp) geldt, het recht bepaalde of alle gegevens voor inzage ter beschikking te stellen aan bepaalde (categorieën van) zorgaanbieders. De cliënt geeft expliciet aan welke gegevens aan welke zorgaanbieders beschikbaar wordt gesteld. De mogelijkheid voor zorgaanbieders om uitdrukkelijk en gespecificeerd toestemming te vragen met één vraag waar de cliënt met “ja” of “nee” kan antwoorden is dan niet meer mogelijk.

Als eerder gegeven toestemming niet uitdrukkelijk is geweest, zal bij inwerkingtreding van het bepaalde rond gespecificeerde toestemming alsnog uitdrukkelijke en gespecificeerde toestemming moeten worden gevraagd. Als wel uitdrukkelijke toestemming is gegeven, kan worden volstaan met het goed informeren van de cliënten over de wetswijziging en hen erop te attenderen dat zij het recht hebben de toestemming nader te specificeren tot bepaalde gegevens of bepaalde categorieën van zorgaanbieders. Ergo, van generieke toestemming is geen sprake, nu niet en ook niet als het bepaalde rond gespecificeerde toestemming in werking treedt. “

Semantiek

In de bovenstaande drie alinea’s vindt een onnavolgbare draai plaats aan de betekenis van het woord “toestemming” en de begrippen “gespecificeerd” en “specifiek” die er normaal aan worden toegekend en in het verleden door de minister zelve ook in die normale zin gebruikt werden. Het is de minister van VWS zelve geweest die op 21-11-2013 in kamerstuk kst-33509-08 op pagina 2 in de ontwerp-wetstekst en op pag. 4 in de toelichting dit begrip toevoegde aan de eerdere door haar genoemde generieke toestemming. Nu komt ze plotseling met een Hans Klok-achtige tijdelijke verdwijntruc waarbij het begrip generieke toestemming vervallen lijkt. Opeens is die vervangen door een uitdrukkelijke toestemming op basis van “specifieke” informatie op grond van de Wet bescherming persoonsgegevens(Wbp). Het antwoord dat de burger op die “specifieke” toestemmingsvraag geeft, wordt daarna weer opeens “eenvoudig” generiek genoemd. Het begrip “generiek” is hier nu weer terug getoverd door onze illusioniste van VWS.

Dit is wel een uiterst bijzondere uitwerking van het begrip “generieke toestemming”. Deze redenatie verdient een bijzondere plaats in de wetenschappelijke woord-semantiek.

Schandalig

De suggestie van de minister dat het de burger met de Wbp in de hand op basis van “specifieke” informatie duidelijk moet zijn welke verwerking, van welke gegevens, voor welk doel zal plaatsvinden is ronduit schandalig te noemen. Het LSP is namelijk zo ingericht dat het helemaal niet mogelijk is om op een bepaalde situatie toegesneden informatie met een gekend doel naar een gekende derde te sturen.

W.J. Jongejan