Onwaar(achtig) verhaal NZa over verplichte GGZ zorgdata-aanlevering

NZa21 juli 2022 reageerde de Nederlandse Zorgautoriteit(NZa) op de ophef die ontstond na een recente publicatie op de voorpagina van Trouw. Het betrof het artikel van Jeroen den Blijker over de verplichting van de NZa aan zorgverleners in de GGZ om privacygevoelige zorgdata op te sturen naar de NZa. De NZa reageert op haar website met een kop “NZa hecht aan privacy van patiënten.”  In haar reactie komt de NZa met een tranen trekkend verhaal dat de invoering van het zorgprestatiemodel nodig is, omdat het  een belangrijk middel is om de wachtlijsten in de GGZ te verminderen. Zodat mensen passende en tijdige zorg krijgen. Daarnaast stelt de NZa dat ze met het zorgprestatiemodel gedepersonaliseerde informatie verzamelt, die niet te herleiden is naar een individuele patiënt. Hier vindt een bizar woordenspel plaats dat niet op waarheid berust.

Depersonaliseren

In de reactie van de NZa op 21 juli introduceert de NZa opeens het begrip gedepersonaliseerde informatie over de data die ze wil verzamelen. Normaliter spreekt men bij dataverzamelingen van personen over gepseudonimiseerde data of, als ze volledig anoniem zijn, over geanonimiseerde data. Depersonaliseren is eigenlijk een synoniem voor anonimiseren. De NZa lijkt te willen zeggen dat de data van persoonsgegevens ontdaan zijn. Niets is minder waar, want de NZa ontvangt gepseudonimiseerde data. De Regeling geestelijke gezondheidszorg en forensische zorg – NR/REG-2313 geeft aan welke data de zorgverlener moet verzamelen en wat de NZa aan zorgdata aangeleverd wil krijgen. Daarin staat onder Artikel 4.2 Informatieverplichtingen aan de NZa, lid 2,  dat het BurgerServiceNummer van de patiënt gepseudonimiseerd aangeleverd moet worden. De naam van de patiënt hoeft de zorgverlener niet op te sturen, maar wel de geboortedatum en naast flink wat andere data ook het zorgtrajectnummer.

Gewoon onwaarheid verkondigen

Het zorgtrajectnummer is op patiëntniveau de unieke numerieke identificatie die het administratieve verband tussen de zorgvraag van een patiënt en declarabele prestaties aangeeft, tussen een begin- en een einddatum. De reden dat de NZa dit zorgtrajectnummer wil hebben is gelegen in de wens om de “patient-journey” van iemand te kunnen volgen voor één en dezelfde kwaal. Volgende zorgepisoden voor dezelfde kwaal kan men dan automatisch koppelen. Het is dus een gigantische identifier.

Zeggen dat de opgestuurde data gedepersonaliseerd worden, is bezijden de waarheid. Het lijkt erop dat men de afdeling voorlichting ingeschakeld heeft om sussende woorden te ventileren, maar het komt erop neer dat de NZa onwaarheid verkondigt. Of om gewoon Nederlands te spreken: ze liegt.

Wachtlijsten(1)

Het argument dat het zorgprestatiemodel voor de bekostiging van de GGZ nodig is om wachtlijsten sterk te verminderen is, iets wat je bij een zoektocht op het internet pas in 2022 leest. Dat terwijl de NZa al vanaf 2017 aan het zorgprestatiemodel werkt. Tot 2022 komt het argument van de wachtlijstvermindering niet ter sprake. In het definitieve advies zorgprestatiemodel GGZ en FZ uit 2019 komt het woord wachtlijst als motief NUL keer voor. Het zorgprestatiemodel wil men invoeren vanwege forse onvolkomenheden in het DBC-bekostigingssysteem. DBC staat voor Diagnose BehandelCombinatie. In het genoemde advies constateerde de NZa dat het DBC-bekostigingssysteem leidde tot ongewenste effecten op de werking van het zorgstelsel.  De DBC’s sluiten onvoldoende aan op de geleverde zorg binnen een gegeven behandelsetting en zijn ze beperkt onderscheidend voor de zorgzwaarte. Het systeem leidde tot hoge administratieve lasten onder andere door de gedetailleerde tijdsregistratie (zowel directe als indirecte tijd).

Wachtlijsten(2)

Het DBC-bekostigingssysteem bevat perverse prikkels voor strategisch (declaratie)gedrag. Bijvoorbeeld de prikkel om een DBC net na een tijdsgrens te sluiten. Anderzijds bestaat er een prikkel bij grotere tijdsklassen om de behandelinzet van zorgprofessionals te beperken, bijvoorbeeld wanneer verwacht wordt dat de volgende tijdsklasse niet kan worden bereikt. Hierdoor ontstaat een risico op onderbehandeling, omdat de inzet lager is dan het gemiddelde waarop de vergoeding is gebaseerd. Het cynische is dat juist de echtgenoot van de voormalig minister van VWS Edith Schippers, Sander Spijker, via zorg-consultantancy-bedrijf P5COM dat strategische declaratiegedrag driftig faciliteerde.

Heilige graal

Ik herhaal het op deze plaats nog maar eens dat de NZa met het zorgprestatiemodel op zoek is naar een systeem dat de zorguitgaven nauwkeuriger kan voorspellen dan het DBC-model. Men denkt met het zorgprestatiemodel de “heiliger graal” daarvoor gevonden te hebben. De achterliggende reden dat men nauwkeuriger de zorguitgaven wil voorspellen is gelegen in het afschaffen van de risicoverevening van zorgverzekeraars achteraf( ex post). Met het overblijven van risicoverevening vooraf (ex ante) zou nauwkeuriger voorspellen handiger zijn. Zo voorkomt men grote financiële missers voor zorgverzekeraars als de verevening alleen tevoren plaats vindt. In het definitieve NZa-advies over het Zorgprestatiemodel komt overigens het woord risicoverevening maar liefst twaalf keer voor. Zo belangrijk vindt de NZa dat punt.

Schamen    

Uit het bovenstaande moge duidelijk zijn dat ik van mening ben dat de NZa zich moet schamen voor het schriftuur dat ze op 21 juli het licht deed zien in een reactie op het voorpagina-artikel in het dagblad Trouw.

W.J. Jongejan, 27 juli 2022

Afbeelding van Gerd Altmann via Pixabay