Voorzieningenrechter HONOS-NZa-zaak toetst beroepsgeheim erg beperkt

voorzieningenrechterOp 29 september 2023 diende bij de rechtbank Midden Nederland de zaak waarin de actiegroep Vertrouwen in de GGZ een voorlopige voorziening vroeg. Dat ging om het doen stoppen van het verzamelen en be-/verwerken door de Nederlandse Zorgautoriteit(NZa) van de antwoorden op zeer indringende HONOS+-vragenlijsten van 800.000 GGZ-cliënten. De actiegroep wilde graag een uitspraak van de rechter hangende de eerder aangespannen bodemprocedure over dit onderwerp bij de NZa. De voorzieningenrechter deed op 1 november 2023 uitspraak. Het verzoek tot stoppen van verzamelen en be-/verwerken van HONOS-data wees de rechter af. Op zich is dat teleurstellend, maar het zegt niets over het verloop van de bodemprocedure tegen de NZa. De principiële bezwaren in de dagvaarding dienen nog grondig te worden beoordeeld door een meerkoppige civiele rechtbank. Daar was de voorlopige voorziening niet voor bedoeld.

Medisch beroepsgeheim

Naar het oordeel van de actiegroep schendt de NZa in grote mate het medisch beroepsgeheim door in groten getale zonder toestemming van de GGZ-cliënt via de leiding(directie/bestuur van instellingen=zorgaanbieders) de antwoorden op HONOS-vragenlijsten op te eisen. Het gaat om zorgdata die men gepseudonimiseerd ontvangt en die in principe tot een persoon herleidbaar zijn. De rechter liet ook weten dat de rechtbank er op veronderstellende wijze van uit gaat dat de gegevens ten aanzien van de NZa zijn aan te merken als persoonsgegevens(rechtsoverweging 4.9 laatste zin)

Wat zegt de voorzieningenrechter?(1)

In de uitspraak van de rechter gaat het in rechtsoverweging 4.10 en 4.11 over het medisch beroepsgeheim. In rechtsoverweging 4.10 staat:

Vervolgens dient beoordeeld te worden of aannemelijk is dat artikel 4.2 lid 4 van de Regeling ongerechtvaardigde inbreuk maakt op het medisch beroepsgeheim. Het medisch beroepsgeheim houdt kortgezegd in dat het een hulpverlener niet is toegestaan om tegen anderen iets te zeggen over patiënten. Het medisch beroepsgeheim is evenwel niet absoluut. Indien wet- of regelgeving daartoe verplichten móet de hulpverlener gegevens verstrekken en is hij niet gebonden aan zijn beroepsgeheim.”

Wat zegt de voorzieningenrechter?(2)

In rechtsoverweging 4.11 schrijft de rechter dan:

“De rechtbank overweegt dat uit de Wmg(Wet marktordening gezondheidszorg) volgt dat de NZa bevoegd is gegevens en inlichtingen te vragen van zorgaanbieders en daaromtrent regels te stellen. 

Dit met inachtneming van de bij ministeriële regeling onderscheiden categorieën van persoonsgegevens. In het kader van deze bevoegdheid heeft de NZa de Regeling vastgesteld. Dat betekent dat er een wettelijke verplichting is die de geheimhoudingsplicht kan doorbreken.Het voorgaande betekent dat Eisers naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende aannemelijk hebben gemaakt dat artikel 4.2 lid 4 van de Regeling evident een ongerechtvaardigde inbreuk maakt op het medisch beroepsgeheim.”

Wat betekent dit?

De rechter schrijft hier dat als een ministerie of een zelfstandig bestuursorgaan(=NZa) een wet of regeling maakt om vanwege haar conveniërende redenen medische gegevens te verkrijgen zulks voldoende grond is het medisch beroepsgeheim te doorbreken. De overheid heeft er de laatste paar jaar een handje van om die doorbreking van het medisch beroepsgeheim te willen bereiken met een keur aan wetsontwerpen. Ik doel daarbij op het wetsvoorstel kwaliteitsregistraties zorg, het wetsvoorstel Wet aanpak meervoudige problematiek in het sociaal domein (Wams) en het voorstel Verzamelwet gegevensverwerking II , maar ook het Wetsontwerp opvraagbaarheid gegevens bij spoedeisende zorg(Wogs).  Ik schreef er op 28 februari 2023 nog over.

Uitzondering wordt regel

Bij het verplicht doorbreken van het medisch beroepsgeheim speelt dat tot heden voor individuele patiënten/cliënten of beperkte groepen. Voorbeelden hiervan zijn bepalingen in de Wet op de lijkbezorging, de Zorgverzekeringswet, de Wet langdurige zorg en de Wet publieke gezondheid. Op grond van de laatste moet een zorgverlener bijvoorbeeld een aantal besmettelijke ziekten direct melden bij de GGD. Wat nu bij de NZa-HONOS-dataverzameling gebeurt is dat een buitengewoon grote groep mensen, 800.000 in totaal, te maken krijgen met een “verplichte” doorbreking van het medisch beroepsgeheim. Wat tot voor kort dus uitzondering was, wordt nu tot regel gebombardeerd. Dat is een wezenlijke wijziging van het denken en handelen van de overheid.

Erg beperkte toetsing rechter

Wat we hier zien gebeuren is dat de rechter uitsluitend keek naar het punt dat de overheid op basis van vigerende regelgeving het doorbreken van het medisch beroepsgeheim denkt te kunnen vorderen. Zonder daarbij te kijken of met de regelgeving het medisch beroepsgeheim niet onevenredig geschonden wordt. Door de verplichting tot aanlevering bij de zorgaanbieders te leggen ontneemt de NZa ook de zorgverlener(therapeut) het recht om krachtens art. 457 lid 3 Burgerlijk Wetboek de gegevens NIET door te geven(zelfs als de cliënt toestemming had gegeven). Dat kan en mag de zorgverlener als die de doorlevering van de gegevens niet in het belang van de patiënt/cliënt acht.

Ik ben dan ook benieuwd hoe de meervoudige kamer van de rechtbank in de bodemprocedure dit gaat beoordelen.

W.J. Jongejan, 3 november 2023

Afbeelding van succo via Pixabay