Raad van State behandelde twee zeer principiële zaken

RaadOp 13 en 20 december 2023 dienden bij de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State in Den Haag twee nogal principiële zaken. In beide gevallen was de Autoriteit Persoonsgegevens(AP) de gedaagde partij. Beide zaken betroffen het digitaal omgaan met zorgdata, medische gegevens van individuen. Op 13 december ging het om de zaak van de burgerrechtenvereniging Vrijbit tegen de AP. De tweede zaak op 20 december betrof het geschil tussen de Stichting KDVP(Koepel van DBC-Vrije praktijken van Psychotherapeuten en Psychiaters) en de AP.  Deze stichting is in het najaar van 2007 opgericht met het doel op te komen voor de bescherming van de privacy van de patiënt/cliënt en handhaving van het beroepsgeheim van hulpverleners werkzaam in de (GGZ-)zorg.

Vrijbit(1)

Op 13 december ging het om het DBC-informatiesysteem(DIS) dat de NZa beheert. De rechtszaken hierover slepen zich al ruim 10 jaar voort. Vrijbit verwijt de AP niet handhavend op te treden tegen de NZa nadat die zonder rechtsgrond  DIS-data door leverde aan VWS en nooit optrad tegen de in de ogen van Vrijbit niet legitieme verwerking van DIS-data door de NZa. De drie rechters hadden zich goed ingelezen in de materie en stelden een aantal zeer indringende vragen aan de juristen van de AP. Onder andere over de manier waarop de AP toezicht had gehouden vanaf 2015. Vrijbit bracht naar voren dat uit Woo-stukken afkomstig van de NZa, die in het kader van de HONOS-data-kwestie boven water kwamen bleek dat binnen de NZa geen toetsingskader of objectieve criteria bestaan om de eisen omtrent noodzakelijkheid, proportionaliteit en subsidiariteit te beoordelen.

Vrijbit(2)

Binnen de NZa stelt men dan een afweging arbitrair wordt en mede afhankelijk is van individuele voorkeuren. Het is dan volgens die bron moeilijk om tot consensus te komen over een dergelijke afweging. Ter zitting probeerden de juristen van de AP nogal opzichtig het belang van dit soort berichtgeving te minimaliseren door te stellen dat het interne stukken betreft die geen eindstandpunt reflecteren. Tamelijk zwak als je weet dat het desbetreffende memo afkomstig was van de directie Toezicht en Handhaving, de Directie Regulering en het Economisch Medisch Bureau vallende onder de directie Bedrijfsvoering en Bestuursondersteuning va de Nza. Het betrof namelijk een constatering en geen mening van individuen binnen de NZa.

In een vlammend slotwoord memoreerde Miek Wijnberg, bestuurslid van Vrijbit, dat het een schande is dat kleine vrijwilligersorganisaties, zoals Vrijbit, moeten opkomen voor de fundamentele burgerrechten ter bescherming van de medische gegevens van de gehele bevolking.

KDVP(1)

Zo indringend als het er aan toe ging bij de Vrijbit-zaak op 13 december, zo oppervlakkig was de behandeling van de zaak van de KDVP. Die betrof het handelen van de AP c.q.  het uitblijven van handhavend optreden, gericht op de noodzakelijke aanpassing van procedures en bedrijfsprocessen voor de verwerking van medische persoonsgegevens op basis van de Gedragscode Zorgverzekeraars. Direct bleek al dat er slechts één rechter van de Raad van State achter de tafel zat, die na de pleitnotitie van de jurist Ab van Eldijk van de KDVP ook geen nadere vragen stelde. Door de AP werd verwezen naar de eerdere zaak over de Gedragscode Zorgverzekeraars van Vrijbit. Daarin stelde Vrijbit dat de verwerking van medische data door zorgverzekeraars zonder dat er een vigerende gedragscode is, niet legitiem was. De bestuursrechter oordeelde daar eerder over dat zulks wel het geval was.

KDVP(2)

Het ging de stichting KDVP niet om de legitimiteit van de verwerking maar om het niet handhavend optreden door de AP op de noodzakelijke aanpassing van procedures en bedrijfsprocessen op basis van de gedragscode. De AP verwees daarbij naar een steekproef die ze bij enkele zorgverzekeraars deed en waarbij ze bij twee bedrijfsprocessen vond die ongewenst waren. Na erop aangesproken te zijn veranderden die zorgverzekeraars die processen. Daarmee was voor de AP de kous af.

Bizar voorval

Aan het einde van de zeer korte zitting deed zich een bizar voorval voor. De rechter vroeg de heer van Eldijk of hij nog een slotwoord had. Die bevestigde dat en pakte het papier waarop zijn slotwoord stond. Daarop zei de rechter, zonder nog iets gehoord te hebben, dat het niet de bedoeling was om na de pleitnotitie aan het begin zulks aan het eind nog eens over  te doen. “Dan gaat u opnieuw 5 minuten nemen!”. Enigszins stupéfait zei de heer van Eldijk dat het om zijn slotwoord met een beperkte lengte ging. Uiteindelijk stelde de rechter hem in de gelegenheid dit slotwoord uit te spreken. Hier klonk duidelijk een waardeoordeel van de rechter over iets wat hij nog niet eens gehoord had. Ik vond dit een heel vreemde ervaring bij het hoge college van Staat zoals de Raad van Staat bekend staat.

W.J. Jongejan, 22 december 2023

Afbeelding van herbinisaac via Pixabay